Abdelkader Benali is op verschillende vlakken actief. Hij schrijft romans, toneelstukken, columns en kookboeken, maakt tv-programma’s en is ook enthousiast marathonloper. Hoe combineert hij dat allemaal? ‘Op een gegeven moment gooide ik mijn slechte gewoontes overboord en beperkte ik me tot lezen, schrijven en sporten.’
Door Jan Louwers
Zit er een masterplan achter al jouw bezigheden, of reageer je gewoon op iedere prikkel?

‘In de loop der jaren heb ik het inzicht gekregen dat ik alleen nog maar de dingen wil doen waar ik zelf zin in heb. Veel mensen doen niet datgene waar hun hart of passie ligt. Ik kwam tot de conclusie dat ik dat niet meer wilde. Ik zat in een fase waarin ik veel verschillende projecten aanpakte. Maar ik deed dingen zonder intrinsieke motivatie, in plaats van de dingen waar ik in geloof en/of goed in ben. Er was sprake van opportunisme, mentale luiheid. Toen heb ik mezelf een spiegel voorgehouden: “Waarom doe ik dit? Ik heb er niet goed over nagedacht.” Vervolgens kwam ik tot het inzicht dat ik de dingen moest gaan doen die ik belangrijk vind. Dat pad ging ik volgen, ongeacht wat anderen ervan vonden. Een voorbeeld is het kookboek dat ik gemaakt heb. Ik ben vooral actief in de literaire wereld, over het kookboek werd smalend gedaan. Maar het is nu wel een everseller geworden, een heel populair boek dat kan rekenen op veel waardering. Ik ben nu bijvoorbeeld ook bezig met Marokkaanse kunst, dat vind ik heel fascinerend. Dat is iets nieuws, geen gespreid bedje. Ik voel een missie om meer mensen daarmee kennis te laten maken.’
Je hebt nu een flinke culturele bagage. Maar hoe ben je hier eigenlijk aan gekomen? Ik begreep dat je op jonge leeftijd naar Nederland bent verhuisd.
‘Ja klopt, mijn vader had een slagerij en mijn moeder zorgde voor het grote gezin. Touwtjes aan elkaar knopen, ik groeide op als oudste in het gezin. Kunst heeft mijn leven gered. Dat klinkt wat dramatisch, maar kunst heeft zeker wel mijn leven vormgegeven. Met name kinderliteratuur: Roald Dahl, Thea Beckman, die leende ik dan bij de bibliotheek, als veilige haven. Daar gebeurde een hele hoop voor mij.’
Ging je daar zelf naar op zoek of werd je daartoe gestimuleerd door iemand anders?
‘Nee, het was gewoon nieuwsgierigheid. Ik heb nu zelf twee kinderen en ik besef heel goed: onderschat niet de nieuwsgierigheid van kinderen. Het is een vulkaan. Als een kind iets wil voelen of zien, dan komen er sterke krachten vrij. Zo is dat bij ook gegaan.’
‘De bibliotheek was een veilige haven. Daar gebeurde een hele hoop voor mij.’
Dus het kwam helemaal vanuit jouzelf?
‘Ja, klopt. Ik was altijd nieuwsgierig, wilde altijd dingen weten. Die nieuwsgierigheid werd flink gestimuleerd door het enorme aantal boeken dat er was. Met mijn vader keken we videofilms, die we huurden bij de Hindoestaanse videotheek. Dat waren spektakelstukken, dat was onze wonderlamp. Mythische, dramatische verhalen. Zonder dat je de taal hoefde te begrijpen; de beelden, de muziek vertelden het verhaal, die prikkelden de verbeelding. We hadden thuis geen boeken, behalve de Koran en het telefoonboek. Geen van die boeken werden opengeslagen. Maar ze waren wel heel belangrijk. De bibliotheek bij mij op de basisschool in Amsterdam Nieuw-West was voor mij heel magisch. Je hoefde de trap maar af te lopen en je waande je in het rijk der boeken. Ik was er vaak te vinden. Dat heeft wel de basis gelegd voor mijn verdere culturele ontwikkeling.’

Los van de culturele interesse ben je ook een sporter, een renner. Dat is volgens mij ook een belangrijke factor in je leven. Hoe is dat zo gegaan?
‘Ik ben begonnen met rennen op een heel duidelijk moment in het jaar 1987, door de Wereldkampioenschappen atletiek in Rome. Daar won toen een Marokkaanse atleet goud op de 1500 meter, Saïd Aouita. Dat inspireerde mij. Toen ben ik naar buiten gelopen, heb met krijt een streep getrokken en aan het einde van de straat nog een streep, en toen ben ik op en neer gaan rennen, met een stopwatch. Dat was een geweldig moment. Ik imiteerde anderen, zo leerde ik heel veel. Toen ben ik op atletiek gegaan en heb ik me verder ontwikkeld. Uiteindelijk ben ik marathons gaan doen. Daardoor heb ik geleerd om dingen samen te doen, het heeft me erg als mens ontwikkeld. Bij de atletiekvereniging kwam ik veel verschillende jongens tegen waarvan er veel op de universiteit zaten. Dat maakte indruk op me. Ik zat toen op de mavo. Ik dacht: “Universiteit, dat is wellicht ook iets voor mij.” En dat is uiteindelijk ook gelukt. Dankzij de sport sprak ik met mensen die mij inspireerden, anders was ik ze nooit tegengekomen. Het was een oase van ontmoetingen.’
Wat het sporten betreft, hoe inspireerde je elkaar daar?
‘Het was een heel pittig hardloopgroepje. Ik was wellicht de meest getalenteerde, maar ook de meest luie. Ik moest dingen leren: hoe ga je bijvoorbeeld om met trainingsintensiteit en voeding? In het groepje waar ik zat, ging het de hele tijd maar over eten en trainingsschema’s. Ik kon dat allemaal ook wel relativeren, maar ik heb het allemaal wel geleerd. Spelenderwijs leerde ik steeds meer, bijvoorbeeld het belang van een goede warming-up. Het was superfanatiek, er werd voortdurend gesproken over het lopen van betere tijden.’

En was ‘gezond leven’ hierbij een factor?
‘Ik heb meegemaakt hoe bewegen en een gezond leven zich ontwikkeld heeft van iets marginaals tot iets wat midden in de samenleving staat. Dat vind ik verbazingwekkend om te zien. Bijvoorbeeld in de intellectuele wereld, daar rookte en dronk je. De gedachte dat je ging bewegen, gezonder ging leven, die woorden bestonden vroeger niet eens. Ik hield het hardlopen voor mezelf, niemand was ermee bezig in de culturele wereld. Ik dronk en rookte ook, dat hoorde erbij. Maar op een gegeven moment heb ik besloten om dat anders te gaan doen: ik ging iedere dag consequent 10 kilometer rennen. Veel slechte dingen gooide ik overboord, ik beperkte me tot lezen, schrijven en sporten. Dat was gewoon mijn leven. Wat anderen daarvan dachten boeide me niet zo. Het mooie is dat een gezonde levensstijl in de culturele kringen nu ook aan populariteit heeft gewonnen. Dat is echt een omslag.’
Eigenlijk is dat toch ook heel logisch, dat als je veel schrijft en dus ook zit, dat je dan juist veel moet bewegen om überhaupt in leven te blijven?
‘Er is in onze samenleving een enorme waardering gekomen voor de tweede helft van de levensboog. Ook onder schrijvers en kunstenaar is er een bewustzijn ingeslopen dat als je die tweede helft gezond en goed wilt meemaken, je meer moet doen dan alleen maar zitten. Men wil ouder worden, gezónd ouder worden.’
‘Maar hoe meer ik trainde en hoe verstandiger leefde, hoe beter het ging.’
Het valt me op dat bij je het jouw publieke optredens niet heel vaak hebt over je sportactiviteiten. Waarom is dat?
‘Ja, klopt, in de culturele wereld is het praten over sport nog heel marginaal. En sporters gaan niet veel naar culturele voorstellingen, dan gaan ze liever sporten. Maar ik treed vaak op bij evenementen waarbij hoofd en lichaam met elkaar verbonden worden, zoals evenementen voor hulpverleners, psychiaters en gezinstherapeuten. Dan heb ik het er juist wel over. Bewegen kan bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen bij het oplossen van problemen in gezinnen, al is het maar door een stuk te gaan wandelen. Overigens, voor iedere sporter is de eerste kilometer het zwaarst. Om van de bank af te komen!’
In 2010 heb jij je persoonlijke marathonrecord gevestigd in Amsterdam: 2 uur en 43 minuten. Kun je ons meenemen in hoe dat toen gegaan is?
‘In 2005 heb ik mijn eerste marathon gelopen, in Budapest. Dat ging best wel soepel, 3 uur 2 minuten. En ik had nog over. Toen ontstond de droom om echt een marathonloper te worden, een subtopper. Dat werd heel veel trainen, eten en slapen.’
Maar waarom moet het alsmaar harder? Gewoon ontspannen lopen kan toch ook fijn zijn?
‘Ja, dat kan ook. Maar hoe meer ik trainde en hoe verstandiger leefde, hoe beter het ging. En dat is ook leuk. De herinneringen zijn heel mooi. Ik geniet er nog steeds. Maar als je gaat voor het verbreken van records, dan gaat het ergens wel pijn doen.’
‘Als je snel wilt gaan, ga dan alleen. Als je ver wilt komen, ga dan samen.’

Ten slotte ben je ook nog kookboekenschrijver. Hoe ben je daartoe gekomen?
‘Dat heeft met mijn vrouw te maken. Ik kookte thuis, wel wat vettig. Zij vond dat wel lekker, maar niet iedere dag. Toen heeft ze haar eigen receptuur ingebracht. Minder aardappelen, vlees, groente, maar meer terug naar de keuken van onze jeugd, met rode bietensalades en sperziebonen. Het koken thuis is ook belangrijk, vanwege het sociale aspect. Het moment van samenkomst, dat vind ik leuk. Ik denk dat als we het op deze planeet goed willen blijven hebben, we het steeds meer dicht bij huis moeten zoeken, bijvoorbeeld met een eigen moestuintje. Producten van dichtbij. En naar de lokale markt gaan en de dagaanbiedingen kopen.’
Het lijkt erop dat je veel bewuster bent gaan eten. Heeft dat ook bijgedragen aan je welzijn en geluk?
‘Ja, absoluut. Het sociale aspect wordt ook steeds belangrijker. We hebben nu twee kids, die wil je ook het goede voorbeeld geven. Het zit ook wel een beetje in ons DNA. Ik merk dat ik mijn culturele bagage, mijn opvoeding, ook hierbij doorgeef.’
Heb je tot slot nog iets dat je met ons wilt delen?
‘Ik denk dat we ons soms niet bewust zijn van het goede voorbeeld dat we kunnen geven. We hebben allemaal een voorbeeldfunctie. Dus je kunt ervoor kiezen om heel veel te bekritiseren, maar je kunt ook door je daden het goede laten zien. Daar leren mensen ook van.’
GLK! richt zich op de thema’s bewegen, voeding en welzijn. Hoe scoort Abdelkader Benali daarop?
Bewegen
‘Je moet bewegen als een boer. Die is van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in beweging. Hij doet allerlei klusjes. Zo probeer ik het ook te doen. Als ik naar de supermarkt ga, ga ik soms gewoon naar een winkel die 800 meter verderop ligt, zodat ik loop en wandel. Of even de berging opruimen, met mijn dochtertje fietsen. Ik vul mijn dag dus met beweegmomenten. Niet zozeer door te sporten, maar door de hele dag door dingen te doen. Een 7.’
Voeding
‘Ik probeer een goede afwisseling van de basisingrediënten te hebben. Aardappelen, rijst, bulgur, couscous, vlees met mate. Kip, vis, veel peulvruchten. Soms vind ik een broodje döner heel erg lekker. Daar ga ik dan van genieten zonder enig schuldgevoel. Een 7.’
Welzijn
‘Ik kom nu op een leeftijd dat er mensen in mijn omgeving wegvallen. Zo is onlangs mijn oude buurjongen overleden aan kanker. Ik ervaar de kwetsbaarheid van het bestaan. Slechte gewoontes kun je moeilijk afleren, maar goede gewoontes kun je wel leren. Welzijn is volgens mij heel erg afhankelijk van het aantal goede gewoontes dat je in de loop der tijd kunt ontwikkelen. Een gematigd leven, maar wel de hele dag onderweg. Samen met anderen. Als je snel wilt gaan, ga dan alleen. Als je ver wilt komen, ga dan samen. Ook een 7. Ik houd van een gematigd leven, niet te veel pieken en dalen.’
Dit artikel verscheen eerder in GLK!, editie maart 2022.